Hallo, ik ben Rienk van der Beek.
Mijn hele werkzame leven ben ik docent wiskunde en informatica geweest, en na mijn pensionering ben ik begonnen met het onderzoeken van mijn stamboom en die van mijn vrouw, Bettie (Elisabeth) Woudwijk.

Het is jammer dat ik er niet eerder mee ben begonnen, want nu kan ik mijn ouders en grootouders niets meer vragen. Maar er zijn gelukkig genoeg andere mogelijkheden om informatie te verzamelen. Broers en zussen en andere familieleden weten soms meer dan ik gedacht had. Op internet is veel te vinden, bijv. m.b.v. allefriezen.nl (heel veel van mijn voorouders en die van Bettie woonden in Friesland) en graftombe.nl
Ook uit krantenarchieven is veel te halen, bijv. m.b.v. het archief van de Leeuwarder Courant en Delpher.nl.
Verder kun je gegevens opvragen bij het archief van de gemeenten en van de provincie, bijv. bij Tresoar in Leeuwarden. Ook bij het Nationaal Archief in Den Haag is veel te vinden.
Een aantal foto’s heb ik gevonden op de site van “Cultureel Erfgoed Trynwâlden”: www.erfgoedtrynwalden.nl.
En sommige boeken leveren informatie op, zie onderstaande boeken.

Ik heb veel gehaald uit het boek over Molenend, geschreven door Aukje Wijbenga-de Boer: “Mûnein fan buorskip nei doarp“. Daarin beschrijft ze van alle woningen in Molenend de gegevens van de bewoners van de laatste 200 jaar. Zie hierboven, links.
En uit het boek van Auke Kingma: “Drie eeuwen Burdaard” heb ik veel gegevens gehaald over de beurtschippers Jan Sybrens Douma en Sybren Jans Douma, de overgrootvader en betovergrootvader van beppe Sepkje. Zie hierboven, midden.
Uit het boek “Dorpen bij het Wad en in de Vlieterpen” van Johannes van Dijk heb ik veel informatie over Jislum gehaald, en gegevens van de Van der Beek-families, die daar woonden. Zie hierboven, rechts.


Ik wist eigenlijk niets over de belevenissen van mijn vader in de tweede wereldoorlog. Hij was gelegerd in Wons, en heeft vanaf 12 mei 1940 twee maanden krijgsgevangen gezeten in Lückenwalde. Dankzij twee boeken van Jacob Topper weet ik er nu wel meer van, het staat beschreven in “De Wonsstelling” en “De memoires van Simon Tette Hofstra”.
Dat kun je hier nalezen.

Wanneer de naam “van der Beek” voor het eerst voorkomt, en waar de naam vandaan komt, daar ben ik nog niet achter.
De naam bestond in ieder geval al lang voor 1813, toen iedereen verplicht was een achternaam aan te nemen.
Er zijn meer mensen die bezig geweest zijn of nog zijn met de stamboom van “van der Beek”.
Bijv. Gerrit van der Beek, die een nazaat is van Herman Abramse van der Beek (geb. ca. 1630, overl. na 1705), en die een Gerrit van der Beek-homepage gemaakt heeft met de gegevens van zijn onderzoek.
Ook Martin van der Beek, die een nazaat is van Marten Geerts van der Beek, rietdekker en schipper, wonende in Ten Boer (geb. in 1799, overl. in 1885) heeft een site noordelingen.nl gemaakt met de gegevens van zijn onderzoek.
Maar ik heb er geen namen in aangetroffen, die bij mijn voorouders voorkomen.

De eerste “van der Beek”, die ik heb gevonden is Pieter van der Beek. Hij is geboren in 1714 of 1715, en hij is overleden op 92-jarige leeftijd in Deventer. Hij was getrouwd met Gesina Jalinks, en ze kregen een zoon Gerhardus op 23 april 1752 in Deventer.
Deze Gerhardus is in 1780 in Stavoren komen wonen, hij is toen overgekomen van Sluis (Zeeuws Vlaanderen). Dat staat in het lidmatenboek van de Ned. Herv. kerk van Stavoren. Hij was militair in Sluis, soldaat in het staatse leger.
Dat kun je allemaal hier nalezen.

Bij de stamboom van de familie Woudwijk van Bettie heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de gegevens van mijn zwager Rienk Woudwijk, die alles al had uitgezocht.
Ook maakte ik gebruik van de gegevens van Howard Slenk, die de Sjoerdsma-tak uit Amerika uitzocht.

Het is bijzonder dat Bettie haar achternaam “Woudwijk” is, en geen “van der Meulen“. Want de betovergrootvader van haar grootvader, Jeen Jeens, liet in 1811 notarieel vastleggen dat zijn achternaam “van der Meulen” zou zijn. Dat was een logische naam want hij was molenaar. En ook al zijn nakomelingen zouden die achternaam hebben, en de namen van zijn kinderen staan daar bij vermeld, ook zijn zoon Oeble.
Maar zijn zoon Oeble, de oudbetovergrootvader van Bettie, liet in 1812 notarieel vastleggen dat zijn achternaam “Woudwijk” zou zijn! Vandaar dat ze Bettie Woudwijk en geen Bettie van der Meulen heet. Dat kun je allemaal hier nalezen.

Het is bijzonder dat ik een notariële inventarisatie-akte uit 1831 vond van Lijsbert Leenderts Wassenaar, waarin als getuige optrad Lieuwe Woudwijk.
Lijsbert was de weduwe van Oeds Sybrens Douma en Oeds was de broer van Jan Sybrens Douma, één van mijn voorvaderen (Jan Sybrens was de overgrootvader van mijn grootmoeder Sepkje Douma). En Lieuwe Woudwijk was één van de voorvaderen van Bettie (hij was de overgrootvader van de grootvader van Bettie).

Er waren wel verschillen tussen de families. Dezelfde Oeds Sybrens Douma werd ingeloot voor de militaire dienst in dienst van het Franse leger, dat was in de franse tijd in 1811. Maar hij kreeg een plaatsvervanger, dat kostte hem (waarschijnlijk zijn ouders) 1000 gulden.
 
Een oom van Lieuwe Woudwijk, die hierboven genoemd werd, werd ook ingeloot. Dat was Romke, een broer van Oebele Woudwijk, de vader van Lieuwe. Romke ging wel in dienst. Hij diende in een onderdeel van het 123e regiment infanterie dat op 20 oktober 1812 deelnam aan de tweede slag bij Polotks. En hij diende in het 72e regiment infanterie dat deelnam aan de Volkerenslag bij Leipzig in oktober 1813. De Fransen verloren bij die slag 40.000 man en de geallieerden 55.000.
Door de erbarmelijke hygiënische omstandigheden brak in en om Leipzig na de slag tyfus en cholera uit, de ziekten verspreidden zich snel door Duitsland en vervolgens door Europa. Het is dus een wonder dat Romke heelhuids uit de strijd kwam.