Bettie’s grootouders en overgrootouders
Pake Rienk Tjipkes | Bettie’s overgrootvader Meindert van der Mei | Beppe Elisabeth van der Mei | Pake Ynse Sjoerdsma | Beppe Dieuke Jouksma
Bettie’s grootvader Rienk Tjipkes
Rienk Tjipkes Woudwijk, de grootvader van Bettie, is geboren op 27-02-1891 in Brantgum, hij was de oudste zoon van Tjipke Rienks Woudwijk en Doetje Popkes van der Hoek.
Tjipke en Doetje woonden in Brantgum. Je ziet ze op de foto hieronder voor hun huis. Tjipke was boerenarbeider.
Op de trouwakte van Tjipke en Doetje daarnaast zie je dat Tjipke in Hantum is geboren en in Brantgum is opgegroeid, en dat Doetje in Brantgum is geboren en opgegroeid (klik er op voor een vergroting).
Er volgden na Rienk nog acht kinderen waarvan er vijf in leven bleven: Popke, Lieuwe, Baukje, Pietje en Rijkele. In 1893 werd ook een Baukje geboren, zij heeft maar drie maanden geleefd. In 1896 werd ook al een Rijkele geboren, hij is na ruim een jaar overleden. Verder kregen ze in 1898 nog een doodgeboren kindje. Na de dood van de kinderen was het gewoon dat de naam van het overleden kindje opnieuw gebruikt werd.
Hieronder zie je een gedeelte uit het bevolkingsregister van Dongeradeel.
Daarop staat Popke niet, die was toen de deur al uit. (Pake) Rienk was ook al buitenshuis aan het werk geweest, maar hij is later nog eens thuis komen wonen en is toen onderaan het lijstje toegevoegd.
Verder zie je onderaan de naam van hun kleinkind Tjipke. Tjipke was een zoon van Pietje, maar Pietje was niet getrouwd. Tjipke was de zoon van de boer waarbij Pietje werkte. Pietje en Tjipke woonden een tijdje bij Tjipke en Doetje in. Later trouwde Pietje met Klaas Burmania, en toen werd Tjipke “geëcht”. Zijn naam werd toen ook Tjipke Burmania.
Op het gedeelte uit het bevolkingsregister is te zien dat Tjipke en Doetje in Brantgum eerst op nummer 29 woonden, later op 27 en nog weer later op 25. Dat betekent niet dat ze verhuisd zijn, maar de nummering werd in die tijd regelmatig aangepast.
Tjipke was geen lieverdje, hij is op 18-02-1883 (dat was dus voordat hij getrouwd was) veroordeeld vanwege mishandeling, zie onderstaande regel. Hij werd veroordeeld tot f25,- boete of 7 dagen gevangenisstraf.
Hij dronk nogal eens te veel, en dan kon hij wel eens losse handjes hebben.
Doetje, de overgrootmoeder van Bettie, zat vol grapjes. Ze droeg een gouden oorijzer met een gehaakte floddermuts. Hiernaast zie je haar met drie kleinkinderen, die naar haar vernoemd zijn. Van links naar rechts zie je Doetje van Lieuwe (geboren in 1928), beppe Doetje, Doetje van Pietje (ook geboren in 1928) en Doetje van Popke (geboren in 1933).
De kleine Rienk ging maar tot zijn negende naar school. Daarna ging hij hij aan het werk. De spoorlijn van Dokkum naar Leeuwarden (het “Dokkumer lokaaltje”) werd toen aangelegd. Tussen Holwerd en Blija, bij Medwert, moest hij daarbij behulpzaam zijn. Hij verdiende toen 35 cent per dag.
Een paar jaar later ging hij bij de boer werken, bij Douwe Terpstra in Brantgum. Hij moest toen in de stal slapen. Daar werkte hij een aantal jaren, maar toen hij 17 was regelde zijn vader dat hij bij een andere boer kwam.
Er was afgesproken dat hij daar 175 gulden per jaar zou verdienen, maar hij kreeg uiteindelijk maar f150,-
Toen besloot hij om het in Duitsland te proberen. Hij reisde met de trein naar Essen en ging bij een boer in Kettwig in het Ruhrgebied werken. Doordat veel arbeiders daar naar de steden trokken om in een fabriek te gaan werken was er een tekort aan landarbeiders. Hij kon daar goed verdienen, en het beviel hem daar uitstekend.
Maar toen hij in militaire dienst moest ging hij terug naar Nederland. Als afscheidscadeau kreeg hij van de boer een zakhorloge. Dat doet het nog steeds en heeft nu een plekje bij kleinzoon Rienk (broer van Bettie). Een foto van hem uit die tijd in Duitsland zie je hieronder links.
De mobilisatie van 1914 tot 1918 bracht hij door in Amersfoort en in een paar plaatsen in Noordbrabant. Hij was officiersoppas. Dat hield in dat hij op de paarden moest passen en de schoenen en de kleren van de officieren moest schoonhouden.
Hieronder een paar regels uit het dienstbodenregister, waaruit blijkt dat pake Rienk vanaf mei 1914 in Lichtaard bij een boer werkte, maar op 27 juli ging hij naar Snakkerburen bij Leeuwarden. Was dat in verband met de mobilisatie? (die werd officieel op 31 juli 1914 uitgeroepen).
En in mei 1915 ging hij weer terug naar Brantgum. Was hij toen tijdelijk even thuis, en werkte hij toen bij boer E. Hofstra?
Na de mobilisatie ging Rienk weer bij de boer werken.
Vanaf 12 november 1918 (de wapenstilstand werd op 11 november 1918 getekend!) woonde hij weer in Brantgum en ging hij werken bij boer Otte Sijbrandi in Rauwerd, zie de regels uit het dienstbodenregister hieronder.
Rienk had ondertussen verkering gekregen met Bette (Elisabeth) van der Mei. Zij woonde ook in Brantgum, haar vader was caféhouder en wagenmaker. Hieronder zie je Rienk en Bette tijdens hun verkeringstijd.
Bettie’s overgrootvader Meindert van der Mei
Bette was de dochter van Meindert Fedderiks van der Mei en Berber Hendriks Ypma.
Meindert was wagenmaker en kastelein in Brantgum. Zijn ouders woonden in Stroobos, zijn vader was ook kastelein.
Hier onder zie je links Meindert vd Mei met zijn tweede vrouw Berber Ypma.
Rechts een schoolklas uit Brantgum in 1904, Bette linksvoor. Klik er op voor een vergroting.
Meindert ging in 1858 naar Leeuwarden, daar werd hij wagenmakersknecht bij de voormalige Wirdumerpoort. En in 1862 vertrok hij met een getuigschrift naar Franeker, toen werd hij zelf wagenmaker. Dat zie je in onderstaande regel uit het bevolkingsregister van Leeuwarden.
In Franeker trof hij de weduwe Janke Hoekstra, zij was 10 jaar ouder dan Meindert en was “bakkerske”. Haar eerste man Douwe Postma was bakker. Janke was eerst huishoudster bij Douwe geweest, want de eerste vrouw van Douwe was overleden en Douwe bleef met zes kinderen achter (Douwe en zijn eerste vrouw kregen 11 kinderen, maar 5 daarvan waren jong overleden).
Janke was sinds haar 15de wees, en was blij dat ze Douwe kon helpen. Ze trouwde op 16-06-1859 in Franeker met Douwe. Douwe was toen 46 jaar en Janke 28. Douwe en Janke kregen op 26-03-1860 een dochterje Marijke, maar ze overleed al op 20-08-1860, bijna 5 maanden oud. Douwe was drie maanden daarvoor al overleden, op 19-05-1860.
Meindert en Janke trouwden op 24 januari 1864. Je ziet de trouwakte hieronder, klik er op voor een vergroting.
Ze gingen in Brantgum wonen, want daar had Meindert ondertussen een huis gekocht voor 1500 gulden van meester kuiper Jan Bodes Kooistra, huis en erf ter grootte van 2 roeden en 27 ellen, sectie D nummer 173; klik hier voor de koopakte .
Meindert werd wagenmaker.
Op 4 mei 1864 werd hun dochter Trijntje geboren, dus Meindert ging voortvarend te werk.
Het ging goed met de wagenmakerij, want in 1869 vroeg hij in een advertentie om een hulp en ook nog om een timmer- en metselaarsknecht; zie de advertentie hieronder linksboven. Hij was trouwens ook kuiper.
Hij was ondertussen ook een café begonnen, waarin ook regelmatig vergaderingen en verkopingen door een notaris werden gehouden; zie de advertenties hieronder rechts. Zijn vader was ook kastelein, dus hij wist wat het inhield. Zijn vader Feddrik van der Mei was tolgaarder en gardenier in Gerkesklooster en hij kocht in 1829 de herberg “De Vriesche Herberg” in Gerkesklooster voor fl. 6000,-, klik hier voor de koopakte.
En hij verkocht ook nog wasmiddelen voor veehouders om ongedierte bij schapen te verdrijven; zie de advertentie hierboven linksonder, klik er op voor een vergroting.
Privé was er ondertussen ook van alles gebeurd. Zijn vrouw Janke Hoekstra is op 2 augustus 1874 op 43 jarige leeftijd overleden.
Meindert bleef met zes kleine kinderen zitten: Trijntje (12), Aukje (9), Klaaske (8), Janke (6), Douwina (5) en Fedderik (2). Maar gelukkig kreeg hij vrij snel een hulp in huis: Berber Ypma van Holwerd. Zij was 25 jaar jonger dan Janke, en 16 jaar jonger dan Meindert. Meindert en Berber trouwden op 14 maart 1878. Vijf maanden daarna werd hun eerste dochtertje geboren: Grietje, geboren op 9 augustus 1878.
In 1888 zette Meindert de herberg en wagenmakerij te koop, zie onderstaande advertentie links. Hij heeft het toen waarschijnlijk onderhands verkocht en iets anders weer gekocht, ook onderhands. Want in 1891 verkoopt hij weer een ander huis. Hij was toen gardenier volgens de verkoopakte en hij verkocht het pand sectie D nummer 122, huis en erf groot 5 are, en sectie D nummer 121, huis groot 40 centiare, aan Dirk Sakes Timmermans voor 1100 gulden. Klik hier voor de verkoopakte.
In 1898 was er heibel in zijn herberg. Beitske Jonker, de jongere zus van Geertje Jonker waarmee zoon Fedderik verkering had, sloeg twee ramen in. Zie het bericht hieronder, midden.
In 1902 verkocht Meindert de herberg, en die had hij volgens de verkoopakte onderhands gekocht in 1895.
Hij verkocht het café voor f 3000,- aan Jannigje Hendriks Pheifer, weduwe van Pieter Klazes Jonker uit Holwerd. Jannigje was de schoonmoeder van Fedderik, de zoon van Meindert, en Fedderik beheerde het café vanaf dat moment. De verkoopakte zie je hieronder links, klik er op voor een vergroting.
Fedderik kreeg in 1902 een vergunning om sterke drank te schenken in de herberg in Brantgum, dat zie je hieronder rechts.
Meindert hield in 1902 ook boelgoed. Hij verkocht de inboedel van het café, en zijn wagenmakersgereedschap. Verder o.a. nog 3000 kg. hooi, zie de advertentie hieronder rechts.
Meindert was ook boer, dat blijkt wel uit het feit dat hij hooi te koop had. Hij huurde land, ook na 1902.
Hij kocht in 1903 weer een ander huis, van schoenmaker Jouke Antoons Roodbergen, voor 590 gulden. Het was een huis en erf met winkel, sectie D nummer 556, groot 66 centiare. Klik hier voor de koopakte van dat huis.
In 1905 verkocht hij een huis. Hij was toen gardenier volgens de verkoopakte en hij verkocht het pand sectie D nummer 122, huis en erf groot 5 are, en sectie D nummer 121, huis groot 40 centiare, aan Jan Hendriks de Haan, gardenier te Ternaard, voor 992 gulden. Klik hier voor de verkoopakte van dat huis. Hij blijft dus aan het handelen.
Hij moest natuurlijk nog wel de kost verdienen, en dat deed hij als gardenier volgens de huurovereenkomsten die hij afsloot.
In 1903 huurde hij land van Willem Rienks Spriensma aan de oude weg naar Foudgum voor 75 gulden per jaar, genaamd “de drie” ter grootte van 1 hectare en 10 are, voor 5 opeenvolgende jaren.
En in 1905 huurde hij land van Trijntje Ypes Botma aan de Miedweg in Brantgum voor 72 gulden per jaar, al weer genaamd “de drie”, ook weer voor 5 opeenvolgende jaren en in 1910 nog weer voor 5 jaren.
Zoon Fedderik bleef niet lang caféhouder in Brantgum. Al in 1906 is hij kastelein in een herberg bij de Aalsumerpoort in Dokkum. In 1916 is hij dat nog steeds, zie onderstaande advertenties.
Maar dan koopt hij een boerderij in Wijnjewoude, en dan wordt hij vanaf 1917 boer.
Bettie’s grootmoeder Elisabeth van der Mei
Bette werd geboren op 21 november 1893 in Brantgum. Ze was het 15-de kind van Meindert van der Mei en het negende van Berber Ypma, de tweede vrouw van Meindert. Bette had nog één jongere broer namelijk Klaas.
Bette heettte officieel Elisabeth Meinderts van der Mei; ze groeide op in de herberg en wagenmakerij van haar vader Meindert. Maar toen ze 9 jaar was nam haar halfbroer Fedderik het café over, en verhuisde Bette naar een “gewoon huis” in Brantgum.
Op 17 mei 1919, een half jaar nadat de mobilisatie van de eerste wereldoorlog was afgelopen, trouwden Rienk en Bette. Ze moesten daarvoor naar het gemeentehuis in Ternaard. Bette was toen 25 jaar oud en Rienk was 28.
De vader van Bette was toen al bijna 80 jaar, en een jaar later overleed hij. Hij was al 53 jaar toen Bette werd geboren.
Bette’s jongste broer Klaas bleef ook in Brantgum wonen en werd boer. Bette had dus heel veel oudere broers en zussen, haar oudste zus Trijntje was bijna 30 jaar ouder dan zij.
Rienk en Bette woonden de eerste jaren van hun huwelijk op Fjildbuorsterwei 1 in Brantgum. Daar werden hun zoons Tsjip en Meint geboren. Hiernaast zie je het huis waarin ze toen woonden.
In april 1925 kwam Hijlkje van der Mei, een zuster van Bette, bij hen inwonen. En zij kreeg in mei 1925 een dochter Berber, maar ze was niet getrouwd. Berber bleef tot december 1927 bij Rienk en Bette, dat kun je zien in onderstaand overzicht uit het bevolkingsregister van Dongeradeel.
Na een paar jaar verhuisden Rienk en Bette naar Holwerd en daar werd Bertus geboren. In 1933 verhuisden ze naar Morra. Pake Rienk had begin mei een advertentie in de Leeuwarder Courant geplaatst, waarin stond dat hij zich aanbood als arbeider “goed kunnende melken en ploegen”. Je ziet die advertentie hieronder, links. Blijkbaar was er een boer in Morra die wel belang bij hem had, want daar ging hij werken.
Ze huurden daar een klein poosje een boerderijtje op de Hantumerhoek, maar in 1934 gingen ze weer ergens anders in Morra wonen. Een paar jaar later raakten Meindert en Bertus met de fiets in de sloot, zie het bericht hieronder, rechts.
Een paar jaar later vond Rienk weer werk bij een boer in Brantgum, toen gingen ze weer terug. Maar in 1938 vertrokken ze weer naar Morra en in 1939 naar Ee. Telkens in mei, want dan werden de boerenarbeiders weer voor een jaar ingehuurd, en dan konden ze ook weer naar een andere boer.
Rienk kon goed ploegen, en won ook eens de tweede prijs bij een ploegwedstrijd. Een foto daarvan zie je hieronder, links.
Daarnaast zie je een briefkaart die in 1928 naar Pietje, de zuster van pake Rienk die getrouwd was met Klaas Burmania, werd gestuurd. Op de kaart staat het volgende:
Holwerd, 2-4-1928
Geachte fam:
Als het a.s. woensdag mooi weer is en het past U dan is Bette van plan je eens op te zoeken.
Zij komt dan met de trein van 11 uur. Maak maar niks geen drukte hoor! Zij heeft dan het eten al gedaan.
Zij is van plan de beide jongens mee te nemen, want Tjip komt ook nergens hè?
Zij moet dan ook even naar Beintum. Gegroet van je Broer Rienk, Vrouw en kinderen.
Daarnaast zie je pake Rienk en beppe Bette, oerbeppe Doetje (moeder van pake Rienk) en hun vier kleinkinderen.
Vanaf 1940 woonden Rienk en Bette weer in Brantgum, nu aan de Koopmanswei 1. Hun oudste zoon Tjip werkte toen in een garage in Dokkum, dus hij moest 6 km. fietsen om op zijn werk te komen.
Er was een behoorlijk groot erf bij hun huis, daar kon pake Rienk van alles verbouwen, vooral aardappelen.
Later maakte zoon Bertus gretig gebruik van het grote erf, hij werd handelaar in papier, lompen en metalen. En later handelde hij in tweedehands auto’s.
Hieronder links zie je het huis aan de Koopmanswei in 1962, met pake Rienk op de voorgrond. De tweedehands auto’s van Bertus zijn ook duidelijk te zien.
Pake Rienk liep met stokken, want hij had eens een ongeluk gehad met paard en wagen. Het paard sloeg op hol waardoor pake’s been tussen de wagen en de dissel bekneld raakte en verbrijzelde. Daarna bleef de knie stijf en was pake blijvend invalide.
Hij had ook een speciale fiets zodat hij maar één trapper rond hoefde te draaien.
Zoon Tsjip trouwde op 23 september 1947 met Klaaske Sjoerdsma. Zij gingen na eerst een half jaar bij de ouders van Klaaske ingewoond te hebben in Dokkum wonen aan het Karrepad.
Zoon Meint trouwde in september 1950 met Nynke Zatürdag. Zij gingen in Brantgum wonen aan de Roasterwei.
Zoon Bertus trouwde op 21-12-1964 in Dokkum met Froukje Visser. Zij gingen wonen in het huis van Rienk en Bette op Koopmanswei 1, en Rienk en Bette gingen naar Wiersmastrjitte 15.
Hieronder zie je rechts een kaartje van Brantgum, daarop is het huis aan de Koopmanswei lichtblauw omcirkeld. Het huis aan de Wiersmastrjitte is lichtgroen omcirkeld. En het huis aan de Fjildbuorsterwei, waar pake Rienk en beppe Bette eerst woonden is rood omcirkeld.
Nog weer een aantal jaren later gingen pake en beppe in een bejaardenwoning wonen aan de Ringwei, dat is paars omcirkeld.
De boerderij waar Klaas van der Mei, de jongere broer van beppe Bette, woonde is geel omcirkeld. En waar het tankstation is stond vroeger de herberg en wagenmakerij van Meindert van der Mei, de vader van beppe Bette.
Er kwamen ook kleinkinderen. Eerst Rienk (geb. 18-12-1948) van Tjip, toen Joke (geb. 29-08-1950) van Tjip, daarna Griet (geb. 08-07-1951) van Meint, Bettie (geb. 13-02-1952) van Tjip, Rienk (geb. 20-08-1953) van Meint, Otto (geb. 04-12-1961) van Meint, Rienk (geb. 1964) van Bertus en Anja (geb. december 1968) van Bertus.
En die kleinkinderen gingen ook weer trouwen.
Als eerste Joke, zij trouwde op 11 september 1970 met Jan van der Wal.
De volgende was Griet van Meint, zij trouwde op 8 maart 1974 met Koos Snaak.
De derde was Bettie, zij trouwde op 27 september 1974 met Rienk van der Beek. Je ziet ze hieronder in het midden samen met pake Rienk en beppe Bette.
En de vierde was Rienk van Tsjip, hij trouwde op 29 november 1974 met Saapke de Vries
Maar een paar maanden later was er verdriet, want toen kwam zoon Meint te overlijden. De overlijdensadvertentie die pake en beppe en de broers plaatsten zie je hieronder rechts. Meer over Meindert Woudwijk vind je op de pagina over de Woudwijk-familie.
Hier onder links de Woudwijk-familie, Rienk en Bette met hun zoons en hun vrouwen.
In het midden pake Rienk en beppe Bette met Rienk en Bettie op hun trouwdag.
In 1975 is pake Rienk geïnterviewd en het verslag kwam in de Leeuwarder Krant onder de rubriek “Fries Mozaiek”. Klik hier voor dat interview.
Ook in 1975 kwam er een verhaal over hem in de Dokkumer Courant, dat zie je hieronder.
Er kwamen ook achterkleinkinderen ter wereld. Paul en Theo van Joke en Jan, Jan Theo en Folkert van Bettie en Rienk, Anke van Griet en Koos, Tjipke en Maaike van Rienk en Saapke.
Tjipke van Rienk en Saapke werd geboren op 10 december 1975, en dat betekende dat er vier geslachten Woudwijk waren. Daar werd een foto van gemaakt, zie hieronder links.
Rechts daarvan zie je pake en beppe met hun achterkleinkinderen Jan Theo en Folkert.
Op 17 mei 1969 waren pake en beppe 50 jaar getrouwd, de advertentie daarvan zie je hieronder rechts.
Op 17 mei 1979 waren pake en beppe 60 jaar getrouwd. Vlak voor die dag kregen we een brief van beppe Bette, waarin stond dat ze er geen drukte van wilden hebben. Het adres op de envelop zie je hieronder links, en de brief zelf kun je hier lezen.
Op de dag dat ze 60 jaar getrouwd waren kregen ze een gelukstelegram van de koningin en van de commissaris van de koningin in Friesland, zie hieronder.
Toen ze 60 jaar getrouwd waren zaten pakke en beppe al in bejaardencentrum Dockaheem in Dokkum. En nog geen maand later overleed pake Rienk op 4 juni 1979.
De rouwadvertentie zie je hieronder. In de Dokkumer Courant verscheen een gedicht van Goasling de Jong over pake Rienk, zie ook hieronder.
Dat was natuurlijk heel moeilijk voor beppe Bette. En ze kreeg nog een grote slag te verduren: ruim een jaar later overleed zoon Bertus op 49-jarige leeftijd op 20 augustus 1980. Meer over Bertus Woudwijk vind je op de pagina over de Woudwijk-familie.
Ze bewaarde de rouwbrieven enz. in een envelop, daar stond op: Dit zijn de bgrafenissen van mijn lieve man, heit en Pake en oerPake en mijn lieve kinderen Meint en Bertus. Met tranen schrijf ik dit. mem.
Beppe Bette bleef alleen achter in Dockaheem, maar daar zat ze goed en ze had ook wel wat afleiding. Jammergenoeg was ze nogal doof, maar ze klaagde niet.
In de kerstnacht van 1981 kwam ze te overlijden op 88-jarige leeftijd.
Bettie’s grootvader Ynse Sjoerdsma
Ynse Hendriks Sjoerdsma, de grootvader van Bettie van moederskant, is geboren op 22-10-1897 in Ternaard. Hij was het negende kind van Hendrik Sjoerds Sjoerdsma en Tjitske Jans Waaksma.
Hendrik was boerenarbeider. Hieronder een foto van Hendrik Sjoerdsma en zijn vrouw Tjitske Waaksma met hun zes kinderen die volwassen werden, van links naar rechts: Aaltje, Ynse, Rienk, Sybe, Jan en Renske.
Hiernaast zie je de geboorteakte van Ynse, klik er op voor een vergroting.
Ynse doorliep vijf klassen op de lagere school, met twee keer doubleren. Dat hij twee keer bleef zitten kwam doordat hij vaak thuis werd gehouden van school omdat hij moest meehelpen iets te verdienen.
Thuis was het bittere armoede, de vader van Ynse verdiende in Ynzes schooltijd f 3,75 per week, en kreeg later nog f 0,25 loonsverlaging. Het waren voor de arbeiderstand zware en moeilijke jaren.
Toen Ynse van school kwam op 11-jarige leeftijd is hij als boerenknecht gaan werken bij boer Hipma tot aan zijn militaire dienst.
Na afloop van de dienstplicht is hij nog enkele jaren als opperman werkzaam geweest en daarna kwam hij als vaste arbeider bij boer Fetse Gerbens in Hantum terecht, waar hij werkte tot 1941 met een onderbreking van 4 jaar in Hijum.
Ynse trouwde, 24 jaar oud, op 23-09-1922 in Ternaard met Dieuke Renderts Jouksma uit Sijbrandahuis, 18 jaar oud.
Ze woonden eerst in Ternaard. Daar is Sjoerd geboren op 10 maart 1923. Klaske is in Hijum geboren op 18 mei 1925. Pake Ynse was namelijk van mei 1924 tot mei 1928 boerenarbeider bij boer Straatsma in Hijum, zie onderstaand rapport uit het bevolkingsregister van Hijum. Ze woonden in een arbeidershuisje in de Hijumer mieden, Hijum 35.
In 1928 gingen Ynse en Djo terug naar Ternaard. Eerst woonden ze toen aan de Fiskbuorren, een paar km. van Ternaard vandaan. In 1931 moesten ze verhuizen omdat het huis verkocht werd (zie de advertentie rechts) en toen kwamen ze in Ternaard zelf, ze gingen wonen op Nijbuorren 196.
Daar zijn Tjitske (7 februari 1932) en Rendert (1 mei 1941) geboren.
Het weekloon van Ynse was in die tijd f 13,50 en in de winter, als er geen werk was, kreeg hij f 8,- steun.
Na 1941 kwam hij in dienst bij het waterschap “De polder van Oost en West Dongeradeel” als slootreiniger, later werd hij slikwerker, in het kader van buitendijkse landaanwinning: er moesten greppels worden gegraven en rijsdammen worden gemaakt en onderhouden. Dit kon alleen als het laagwater was. Pake Ynse ging dan in zijn zelfgemaakte slikslee, waarin zijn gereedschap en eten en drinken meegenomen kon worden, naar de werkplek. Die slee gleed gemakkelijk over het slik, zo nu en dan even met een been afzetten.
Hieronder Ynse en Djo met de kinderen, na de oorlog.
Sjoerd liep in de oorlog een TBC-besmetting op. Hij was doodziek en moest in een tentje bij het ouderlijk huis vertoeven. Hij knapte wonder boven wonder weer op.
Hij was technisch aangelegd, en als de Duitsers ‘s avonds de stroom uitschakelden klom hij, al jodelend, de stroompaal in en zorgde er met een koperen draadje voor dat er weer electriciteit in de huizen van Ternaard was. Kapper Veldhuis vermeld dat ook in zijn boekje “In ald Ternaarder kapper fertelt”, zie onderstaande regels.
De kinderen Sjoerd, Klaaske en Tjitske waren muzikaal. Sjoerd en Klaaske speelden beiden in de fanfare van Ternaard en Tsjikke kon heel mooi zingen. Zij vormde met haar eerste man Klaas de Vries een bekend zangduo.
Sjoerd was ook sportief. Op 22 januari 1942 reed hij op 19-jarige leeftijd de elfstedentocht uit als wedstrijdrijder, een maand voordat hij werd opgepakt doordat hij met twee vrienden pamfletten verspreidde (zie het krantenartikel hiernaast). Hij kwam om 2 minuten over 4 aan, als 109-de.
Ynse overleed op 5 januari 1983 in Ternaard op 85-jarige leeftijd. Zijn vrouw Djo was ruim 6 jaar daarvoor al overleden. Ze werden in Ternaard begraven.
Bettie’s grootmoeder Dieuke Jouksma
Dieuke Renderts Jouksma, beppe Djo, werd geboren op 5 juli 1904 in Sybrandahuis. Ze was de dochter van Rendert Jans Jouksma en Klaaske Wiegers Boonstra. Ze woonden in Wouterswoude.
Dieuke trouwde, 18 jaar oud, op 23-09-1922 in Ternaard met Ynse Hendriks Sjoerdsma uit Ternaard, 24 jaar oud.
Beppe Djo was “baakster” (kraamverzorgster). Dat heeft ze meer dan veertig jaar gedaan. Ze begon er mee in 1926, toen ze in Hijum woonden. Er is een krantenartikel aan gewijd bij haar 40-jarig jubileum. Als je op onderstaande kop klikt verschijnt het hele artikel.
Beppe Djo luidde ook de klok van de hervormde kerk als er iemand overleden was. En ze was “aflegster” voor begrafenissen, ze zorgde er voor dat de overledene er goed bij lag voor de begrafenis.
Ook verdiende ze wel bij als hulp in de huishouding en als schoolschoonmaakster; als het nodig was hielp ze ook mee met aardappelrooien.
Beppe Djo had een grote mond, daar stond ze ook om bekend. Ook voor het interview voor de krant bij haar 40-jarig jubileum had ze dingen gezegd waar ze later spijt van had. Over de jonge kraamverzorgsters van het Kraamcentrum had ze geen goed woord over.
Ze was eens aan het bakeren, en toen het kind geboren was sprak de kraamvrouw tegen Ynse Djo de angst uit dat haar man ‘s nacht misschien bij haar zou willen slapen en gemeenschap zou willen hebben. Dat zou erg pijnlijk zijn want ze was ingescheurd. Djo zei: “Dêr rêd ik wol mei”. Toen de man ‘s middags thuis kwam zei ze tegen hem: “We moatte efkes prate. Ik bin wat mei jo frou ôfpraat: Jo sliepe fannacht op it útfanhûzersbêd en ik sliep by jo frou. En dat bliuwt sa salang as ik hjir bin”. De man sprutterde wel tegen, maar hij merkte wel dat het Djo menens was, en hij sliep inderdaad niet bij zijn vrouw zolang Djo bij hen in huis was.
Djo werd ook wel eens door de burgemeester gevraagd of ze bij een gezin, dat problemen had, de zaak weer wat op orde kon brengen. En dat deed ze dan, het kwam altijd voor elkaar.
Ze stelde jaren lang voor een kaatspartij in Ternaard de hoofdprijs, een zilveren kaatsbal, beschikbaar. Die kaatspartij werd de “Ynse-Djo partij” genoemd.
Sake Banga schrijft in zijn boek “Minsken yn in úthoeke” het volgende over Ynse Djo (rechts zie je het huis aan de Nijbuorren in Ternaard):
Beppe Djo overleed op 26 december 1976 in Ternaard op 72-jarige leeftijd.